Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Renzo Martens over zijn film Episode iii – Enjoy Poverty

Renzo Martens over zijn film Episode iii – Enjoy Poverty

De Congolezen hebben het nog steeds niet begrepen. Op uitgestrekte palmolieplantages blijven ze machteloos zwoegen voor een hongerloon van twintig dollarcent per dag, terwijl hun westerse landeigenaar tientallen keren dat bedrag neertelt voor artistieke plaatjes van hun labeur.

Zonder morren trekken ze in vluchtelingenkampen onder witte tentzeilen waarvan vooral het logo van Unicef in beeld moet komen. Voor een schamele dollar per maand houden ze zich onledig met eigen feestjes fotograferen, terwijl internationale fotografen tot vijftig dollar binnenrijven per foto van hun uitgemergelde kinderen, hun verkrachte vrouwen en hun vermoorde broeders.

In al die jaren is er voor de Congolezen niks veranderd, terwijl ze met hun gat in de boter gevallen zijn door de meest winstgevende grondstof van hun land te bezitten: hun eigen armoede. Goed voor 1,8 miljard euro buitenlandse hulp per jaar, meer dan alle winsten uit goud, kobalt en koper samen. Dan kan de slotsom toch enkel zijn: maak van je armtierigheid je eerste bron van inkomsten. Er is een markt voor!

Deze slotsom – Enjoy poverty! – is de hoogst dubbelzinnige boodschap die de Nederlandse kunstenaar Renzo Martens uitdraagt in zijn filmdocumentaire Episode III – Enjoy Poverty (2008). Niet hier in Europa, maar ter plaatse, aan de Congolezen. In de traditie van onze grote kolonialen zie je hem de Congostroom afpeddelen, met zijn boodschap in majestueuze neonletters op zijn prauw. Inlanders roeien hem, inlanders torsen zijn bagage te voet het binnenland in. Daar wachten, naast een reeks beelden van onverhulde westerse uitbuiting, de sleutelscènes van de documentaire: een lesje ‘arm ondernemen’ van de kunstenaar voor een trosje dorpelingen én vervolgens hun hele haveloze dorp dat in het blauwe neonschijnsel zijn oplossing viert. Enjoy poverty! Het maakt van Martens het meest fascinerende personage van zijn eigen film: enerzijds de onvervaarde bevrager van allerlei westerse ngo’s, bedrijven en VN-instanties, anderzijds de blanke exploitant bij uitstek.

Wie is de kunstenaar achter het personage? Wat heeft hij juist beoogd, in dit tijdperk waarin de voorzichtige toenadering tussen kunst en maatschappijkritiek volop twijfelt tussen ironie en political correctness? Renzo Martens (1973) studeerde in 1996 af aan de Amsterdamse Rietveld Academie en onderzoekt sinds 2002 de rol van de camera in conflictgebieden, een artistieke speurtocht die hij graag kruidt met satire en performance. Zo trok hij voor Episode I (2003) naar Tsjetjenië. Niet om zijn Hi8-camera op het oorlogsleed van de slachtoffers te richten, wel om hen te vragen hoe hij zich bij al hun leed wel moest voelen, als westerse tv-kijker. En Episode II? ‘Die moet nog gemaakt worden’, zal Renzo Martens ons gesprek besluiten. ‘Ik zie de drie delen als een soort middeleeuws altaarstuk. Het centerpiece is natuurlijk het belangrijkste, daarom heb ik beslist eerst de twee zijdelen te maken. Zij zijn inventarisaties: van de complexiteit van kijken naar problemen binnen het probleem, van de grenzen van engagement en kunst, van wat kunst wel en niet vermag. Episode II zal over liefde gaan. Over dezelfde dingen, maar op een ander abstractieniveau.’


Foto: Renzo Martens

Ook in Episode III stel je jezelf centraal, in plaats van de erbarmelijke toestanden in Congo aan te klagen. Waarom de documentairemaker als zijn eigen personage?

‘Je krijgt een personage te zien waarvan ik hoop dat het een waarheidsgetrouwe gezant is van onze activiteiten in Congo. Ik heb beseft dat dat personage eens zo sterk zou worden als ik mij helemaal zou inzetten: niet alleen als Renzo die een beetje cynisch kan doen, omdat wij daar nu eenmaal cynische dingen doen, maar ook als iemand met een liefdesleven, met twijfels en onzekerheden. Dat maakt het des te waarachtiger en dus des te gevaarlijker. Ik draaide deze film als mens. Als iedereen weet dat ik een karikatuur zou spelen, dan zou het resultaat een soort Borat-film zijn. Wat nu bij iedereen wringt, inclusief bij mijzelf, is dat we niet weten waar de karikatuur, de ironie ophoudt. Het is net die ironie die alles des te realistischer maakt. En die ironie wordt des te gevaarlijker omdat ze zo realistisch is.’

Hoe sta je dan tegenover documentaire waarden als objectiviteit en waarachtigheid?

‘Ik heb wel degelijk geprobeerd een zo objectief mogelijk beeld te geven. Alleen niet van Congo, maar van het kijken naar andermans lijden. De film gaat over ons en over de machtsrelaties in ons kijken. Over de relatie tussen kijker en beeld, over wie afbeeldt en wat afgebeeld wordt. Ik zie mijn film dan ook niet als een venster op de wereld, als een afbeelding van iets buiten zichzelf. Vergelijk het liever met het werk van de kunstenaar Robert Ryman, waarin het schilderij zichzelf als onderwerp heeft. Zo is het een film geworden die zichzelf recht in de ogen kan kijken: hij weet zelf wat hij wel is, en wat niet. Dat is erg belangrijk.’

Dus is Congo als achtergrond eerder toevallig?

‘Mijn basisidee had in elk geval niks met Congo te maken, wel met de machtsverhoudingen tussen zij die kijken en zij die bekeken worden. Er zijn wel verschillende redenen waarom ik met dat idee precies naar Congo getrokken ben. Een goede reden was dat het land een lange en heel goed beschreven geschiedenis heeft van natuurlijke hulpbronnen die weggehaald worden zonder dat de lokale bevolking weet heeft van hun economische waarde. Toen Leopold II en zijn troepen aankwamen in Congo, flink mee gefinancierd door Amerikaans en Brits kapitaal, was er niemand die de lokale bevolking vertelde dat het sap uit rubberbomen verscheept zou worden naar Antwerpen, omdat het veel geld opleverde in bijvoorbeeld de fabricatie van banden. De Congolezen kregen gewoon te horen dat ze dat sap moesten afstaan, of dat anders hun dorpen platgebrand zouden worden. Tien of twintig jaar later kregen ze dan misschien wel een klein hospitaal of een school van de blanke man, als een geschenk uit de hemel, maar geen van die negers werd ooit verteld dat dit maar een klein percentage was van wat zij daarvoor gratis aan ons hadden afgestaan. Al lang heeft het Westen er alles aan gedaan om te ontkennen dat de grondstoffen een economische waarde hebben. Vandaag werkt het met de beelden van armoede net zo. De Congolezen laten zich gratis filmen en fotograferen, en dat genereert een enorme industrie. Zelf krijgen ze daar, als leveranciers van het ruwe materiaal, in het beste geval bijvoorbeeld een zakje pindanoten, voor terug. Heel weinig dus, in vergelijking met de miljardenindustrie die al die grote gebouwen in New York, Parijs of Brussel betaalt, plus de bijhorende jeeps, salarissen en first-class tickets.’

Die analyse is één ding, maar je artistieke vertaling ervan toch nog iets anders: ‘Enjoy – please – Poverty’. Die stellige imperatief dring je wel erg expliciet op aan kijkers en dorpelingen, wanneer je er in grote neonletters de rivier mee afvaart.

‘Die neon is heel belangrijk, als educatief middel in het emancipatieproces dat ik in gang zet. Het gaat om een prop. Heel veel ngo’s doen erg gelijkaardige emancipatieprogramma’s in Congo: mensen moeten geleerd worden hoe ze aardnoten telen, hoe ze kosten-batenanalyses moeten maken. Want als ze arm zijn, ligt dat natuurlijk aan hun slechte bedrijfsvoering. Zo gauw zij die ontwikkelingsprojecten in vraag zouden kunnen of durven stellen, bekritiseren ze impliciet ook de status quo die maakt dat wij een grote en zij een kleine winst hebben. Dan houdt de financiering op en wordt dat ontwikkelingsproject gestopt. Want de meeste projecten zijn er niet om armoede te verhelpen, wel om binnen die status quo toch nog goede daden te kunnen verrichten, zonder de status quo zelf te veranderen.

Elk kind dat je redt, is natuurlijk meegenomen. Veel van die hulpverleners leveren ook goed werk. Maar ik denk dat de meesten van hen wel weten dat ze structureel niets kunnen of mogen doen. Velen voelen zich daar heel slecht bij, maar het is kiezen of delen. Het enige alternatief is geen hulp meer verlenen, want als je iets zou doen dat de winstverhouding verandert, is het gedaan met de centen. Niet alleen de Belgische of de Europese overheid, maar ook het donerende kijkerspubliek zou van je vervreemden. Vandaar dat Artsen Zonder Grenzen in de plantages meer dan tien jaar lang een operatie organiseerde die heel veel kinderen redde. Ze konden journalisten ontvangen die hun goede daden kwamen filmen. Die daden zijn zeker geen fictie, maar al die tijd hebben ze de journalisten nooit tien kilometer verderop gebracht, waar erg veel van hun ondervoede kinderen vandaan kwamen. Wat Artsen Zonder Grenzen niet toont, is waarom deze kinderen ondervoed zijn: omdat ze voor ons vanalles produceren waarvoor ze quasi niet betaald worden.

Ik snap ook dat Artsen Zonder Grenzen dat niet doet. Anders moeten ze zoveel uitleggen aan hun publiek, dat op zijn beurt zijn wereldbeeld totaal zou moeten bijstellen. Ook de VRT doet dat niet, noch De Morgen of De Standaard. Zij hebben daar de tijd noch het geld voor, en misschien ook niet de moed. Of het inzicht? In elk geval is het resultaat dat wij jaar in jaar uit wel geïnformeerd worden over hoe Artsen Zonder Grenzen kinderen redt, maar niet over de zakelijke belangen die meespelen in de ondervoeding van kinderen. Dat de ouders van deze kinderen minder dan 10 dollar per maand worden betaald op door Belgen gerunde bedrijven, bijvoorbeeld. Wij denken dat Congolezen arm zijn omdat er burgeroorlog heerst, omdat ze elkaar verkrachten, omdat ze corrupt zijn, omdat ze slechte wegen hebben. Die mensen weten dus gewoon niet hoe ze hun land moeten besturen, is ons idee. Maar niemand vertelt ons hoe die corruptie ons subsidieert. Telkens wanneer een blanke zakenman – of iemand die voor ons werkt, blank of zwart – daar geen belasting moet betalen, wordt de productiekost lager en moeten we voor onze spulletjes minder betalen. En zo importeren we heel veel uit Congo en aanverwante landen: onze diamanten komen uit Afrika, half Frankrijk draait op uranium uit Niger, een groot deel van onze petroleum hebben we van Nigeria. In al die landen zie je net hetzelfde verhaal.’

We hadden het over die neonboodschap...

‘Ik heb het niet als mijn taak gezien om die hele business uit te leggen, want van economie heb ik weinig verstand. Waar ik wel een beetje verstand van heb, is wat een film wel en niet kan tonen en hoe die zo gemaakt kan worden dat hij door zijn eigen voorwaarden en consequenties bloot te leggen, zichzelf recht in de ogen kan kijken. Op een of andere manier ontsluit dat ook de buitenwereld, in dit geval Congo. En onze blik daarop. Daar speelt die neonboodschap een cruciale rol in.’


Foto: Renzo Martens

Enjoy Poverty maakt zelf toch ook deel uit van de armoedebusiness die je beschrijft? De film werd gerealiseerd dankzij financiële steun van het Westen, onder meer door het Nederlands Film Fonds, het NCDO en het Vlaams Audiovisueel Fonds.

 ‘Ja, dat is absoluut waar. Deze film is gemaakt door iemand uit Noord-West Europa, een van de rijkste regio’s op aarde, met belangrijke winsten. Dat wij in onze maatschappij zoveel overschotten hebben dat we zelfs dit soort films kunnen maken, ligt voor een belangrijk deel aan het feit dat vrijwel al onze grondstoffen ‘afgetroggeld’ worden van mensen die zwakker zijn dan wij. Alleen hoop ik dat mijn film daar, in tegenstelling tot de meeste andere films, de verantwoordelijkheid voor neemt. Ik kon moeilijk een film maken met arme Afrikanen zonder uit te leggen dat die film eigenlijk een bouwsteen is in een enorme enterprise, waar zijzelf waarschijnlijk niets aan zullen hebben. Ik vind dat ik die kennis moet delen, want ik ben voor vrije en open markten. Tegelijk denk ik dat ook de Congolezen willen dat er goede films gemaakt worden. Als je telkens weer films krijgt die helemaal iets anders doen dan wat ze zeggen, problemen blootleggen die er geen zijn en problemen die er wel zijn onzichtbaar houden, die slap zijn, dan kunnen we er net zo goed mee ophouden. En ja, ik ben deel van het probleem. Dat is denk ik zeer duidelijk.’

De vertoning van je film op onder meer IDFA, het International Documentary Film Festival in Amsterdam, lokte de nodige controverse uit. Meer bepaald omdat je sommige ethische codes op de korrel zou nemen of overschrijden. Wat vind je zelf?

Ik denk zeker dat deze film ethische codes doorbreekt. De voornaamste is dat wij alleen willen kijken naar de goede dingen die wij allemaal in Afrika doen, en niet naar de minder leuke. Vandaar dat je daar niets over hoort op het nieuws of in De Standaard of De Morgen. Ik lees al mijn hele leven kranten, maar ik wist niet dat er in Congo plantages zijn waar mensen drie, vier, vijf, in het beste geval tien dollar per maand verdienen. Ze plukken geen cacao voor zichzelf, maar voor ons. Ik wist dat niet. Dus ja, de eerste ethische code die ik inderdaad niet gerespecteerd heb, is dat het publiek beschermd moet worden tegen de gevolgen van het economische en het politieke systeem waar het zelf wel bij vaart.’

En wat met die poëtische sequentie in de brousse waarin je ‘A man needs a maid’ van Neil Young zingt, terwijl je achter een paar zwarten loopt die je koffers dragen?

Er zijn mensen die dat erg vinden: “gaat hij nu ook nog een liedje zingen!”. Maar Bob Geldof en Bono zingen ook liedjes om Afrika te redden. En zeker in dat vroege stadium van de karakterontwikkeling van Renzo Martens in de film, vind ik dat nummer goed passen. Op dat moment kan Renzo met zijn bezoek nog hetzelfde doel koesteren als muzikale weldoeners à la Bono. Alleen blijkt gaandeweg dat deze man een plan heeft, een ander plan. Ik weet ook niet waarom we in Congo niet zouden mogen zingen zoals hier. Het zou toch maar raar zijn, als we hier in België liedjes mogen zingen en tegelijk producten consumeren die uit de arme delen van de wereld komen, terwijl je geen liedjes zou mogen zingen als je daar gaat kijken hoe die producten precies geproduceerd worden. Dat zou veronderstellen dat er twee afgesloten werelden zijn, op twee andere planeten of zo. We hebben op aarde maar een wereld. Congo is onze buitenwijk, onze favella. Honderd jaar geleden woonden de arme arbeiders aan de rand van de stad, in schamele hutten aan de fabriekspoorten. Nu wonen ze in Congo. Het is juist die veronderstelling dat het om een andere wereld zou gaan, die ons toelaat hier blije en vrolijke levens te leiden terwijl onze producenten in armoede leven.

Het eerste wat ons dan te doen staat, vind ik, is een breuk maken met die valse vorm van empathie, van hier vrolijk zijn en daar meteen een serieus gezicht opzetten. Hier zingen is ook daar zingen. En natuurlijk is dat schrijnend. Dát maakt de film pijnlijk: dat hij een waarachtig beeld geeft van de machtsverhoudingen, van het enorm verschil in zelfbeschikking en invloed op het eigen leven. Ik zeg: indien we hier romantiek toelaten, dan daar ook. Dat is ook perfect mogelijk: om daar verliefd te worden op je eigen melancholie, op het leven. Zo gaf Stanley zijn boot de naam van zijn liefje. Dat is de mens helemaal niet vreemd. Het verbaast me dat vele mensen dat onaanvaardbaar vinden.’


Foto: Renzo Martens

Omdat je een artistieke ingreep doet, toch? Waar die minder geoorloofd lijkt.

‘Wat heet geoorloofd? Hier schijnt hedendaagse kunst alles te mogen, dat zie je in onze kunstinstellingen: poppen maken van klei, trappen in hokken zetten, wat je maar verzinnen kan. Zo gauw die dingen op een of andere manier de wereld zouden openplooien en de wereld minder af zou zijn dan in sommige kunst gesuggereerd wordt, raken mensen verontwaardigd. Ik verbaas me daarover. Zelf ben ik een grote fan van Matisse, maar kunst was voor hem een fauteuil waar je je rustig in kon neerzetten: “luxe, calme et volupté”. Zolang kunst zich daaraan houdt, lijkt het allemaal goed. Als diezelfde artistieke strategieën van omkering, overdrijving of toe-eigening – trouwens erg uitgeputte, vandaag nog weinig controversiële strategieën – toegepast worden op die dingen op aarde die wel op het spel staan, dan is de helft van kunstwereld verontwaardigd. Pas op, ik vind dat ook niet erg. Ze kunnen wat mij betreft gerust tentoonstellingen blijven maken die zij mooi vinden, ik vind ze ook mooi’.

Maar voor jou zijn de autonomie van kunst en openlijke maatschappijkritiek dus geen tegenstellingen, zoals vaak wordt beweerd?

Het gaat er mij om dat de film zichzelf ontsluit, zichzelf herkenbaar maakt zoals de schilderijen van Ryman: witte verf op een wit doek. Het doek gaat over zichzelf, daardoor wordt het een soort lichtpunt van autonomie in een wereld met doelmatigheden waarin het ene het andere dient, zoals een auto dient om je te verplaatsen. In de werkelijkheid bestaat er niks enkel voor zichzelf. Wel, een schilderij van Robert Ryman bestaat voor zichzelf. Net omdat het autonoom is, leert het ons kijken. Ik hoop dat mijn film een Ryman-schilderij benadert, door zijn mogelijkheid om – in de woorden van Frank Vande Veire – “op zichzelf terug te plooien”. Net omdat het werk zichzelf als onderwerp heeft en zijn eigen bestaan huldigt als voornaamste studiemateriaal, kan het wonderwel ook iets leren over bijvoorbeeld ontwikkelingshulp, over Noord-Zuidrelaties, over kapitalisme. Het sluit zich aan bij een lange, goede, vruchtbare en prachtige modernistische traditie. Veel kunstenaars en veel kunst doen dat, maar er zijn blijkbaar grenzen. Als het kunstwerk bij gratie van dit teruggeplooid zijn, ook de wereld een beetje meer ontsluit, dan lijkt er voor mensen plots te veel op het spel te gaan staan. Kunst mag blijkbaar niet te veel op het spel zetten.’

Tot slot: hoe heeft de mens Renzo Martens, voorbij de kunstenaar en het personage, dit hele filmproject dan ervaren?

 ‘Het heeft veel pijn en onvrede in mij losgemaakt. Ik vond het heel moeilijk om daar te zijn en geen leugens te komen vertellen. Een goed-nieuws-show brengen is veel prettiger. Alles wat ik gedaan heb, vanuit mijn eigen taakstelling om een waarachtige film te maken, kan ik nog net aan. Juist bij gratie van zijn autoreferentie geeft de film een behoorlijk objectief beeld van de buitenwereld, en ik hoop dat inzicht met andere mensen te delen. Daarbij is het kijkers zeker gegund om boos te worden op mij. Dat mag. Maar dan nodig ik graag iedereen uit om te bedenken wat dan wel een waarachtig beeld zou kunnen zijn. De film is immers alleen maar controversieel omdat we niet gewend zijn om te zien hoe de wereld in elkaar zit en wat we daarmee te maken hebben. Ik vertel aan het eind bijvoorbeeld aan een arme plantagearbeider dat zijn leven de komende tijd waarschijnlijk niet zal verbeteren, dat er een reële kans bestaat dat hij altijd voor een erg laag salaris zal blijven werken. Zo werkt het nu eenmaal. Als iemand vindt dat dat niet goed is, stel ik voor dat hij daar iets aan doet. Dan zouden we vanaf nu bij elke reep chocolade die in België verkocht wordt, kunnen vermelden dat het onaanvaardbaar is dat de kinderen van die werknemers van honger sterven. Ik ben daar helemaal voor. Maar zolang we willen dat chocolade zo goedkoop blijft dat deze kinderen erdoor verhongeren, ga ik niet doen alsof zij blij en vrolijk zijn omdat ik langs gekomen ben. Alsof dat het mooie weer maakt, als ik ze vijf, tien of honderd dollar geef. Zo is het gewoon niet. Zolang eigenbelang en winstbejag de dienst uitmaken, is er weinig hoop voor de mensheid. De enige oplossing die ik zie, is een soort van spirituele reveil.’


Episode 3 Enjoy Poverty speelt van 7 tot 10 mei in de Brusselse KVS, op het Kunstenfestival. Daarna wordt de film in verschillende zalen vertoond, o.a. in de Arenberg cinema in Brussel. Op 10 mei is er een publieke ontmoeting met Renzo Martens gepland. Info: www.kfda.be.

*10 km verderop’ werd een plantage door Belgen gemanaged waar de werkkrachten minder dan 10 dollar per maand verdienen met het produceren van producten voor België.


Lees ook: “Enjoy Poverty”, zeker doen


Dit artikel verscheen ook in Rekto Verso van mei 2009

Give to Caesar what is Caesar's, and to God what is God's."

Sinds ik heb deze film gezien, wil ik geen geld meer uitgeven aan goede doel organisatie. Ik ben heel erg bang dat een goede doel organisatie misbruik maken van arme mensen in Afrika. Armoedig in Afrika is een feit, maar misbruik maken van de situatie dat kan niet.

Matth. 22 : 21 Geeft aan Caesar wat van Caesar is en aan God wat van God is.

Als de westelijk land mensen steeds misbruik maken van het Armoedig in Afrika om rijker te worden dan zal De God van de hemel, wereld, planeten, dieren, water en mensen Europa, USA, China mensen duizend jaar straf met honger, economisch crisis en koud. Europese, USA en Chinese moet de mensen van God met rust laten. Het liefde Afrikaanse mensen helpen met een beter leven maar niet misbruik maken van de situatie.

Give to caesar what is caesar's and to God what is God's.

De laatste zin: 'Met liefde Afrikaanse mensen helpen...'. Ik denk dat er op het Afrikaans continent nogal wat westerse mensen vertoeven die daar mee bezig zijn. Alleen komen ze niet in beeld. Ook niet in de beelden van Renzo Martens, die zich dus zelf met zijn film in het commerciële kamp plaatst dat hij zogezegd aanvalt.