Hind Fraihi schreef een oneerlijk boek: tégen de moslimgemeenschap en tégen Molenbeek
Hind Fraihi schreef een oneerlijk boek: tégen de moslimgemeenschap en tégen Molenbeek
Lieven SOETE13 april 2006 – 11:05
Hind Fraihi schreef een oneerlijk boek, tégen de moslimgemeenschap en tégen Molenbeek.
Ik ben Nederlandstalige Belg en Brusselaar, van West-Vlaamse origine. Ik woon dertig jaar in Brussel en ruim drie jaar in de Ransfort-Brunfautbuurt in oud Molenbeek, in het hartje van het geviseerde «Klein Marokko» of «getto».
Kinderen en kleinkinderen wonen hier. Gaan hier naar de buurtschool, de sportclub, de chiro, de bibliotheek. Mijn vrouw speelt hier toneel in een amateur-groepje, is vertelmoeder, ontdekt elke week nieuwe koopjes op de markten en de winkeltjes.
We hebben geen enkel politiek, sociaal op cultureel mandaat of functie en zijn dus gewone buren onder de buren.
We hebben al lang geen wagen en doen dus alle verplaatsingen vooral te voet of met het openbaar vervoer. Jawel, in dit zo gevaarlijke Molenbeek.
We hebben in Gent, Leuven, Antwerpen, Kortrijk, Sint-Gillis, Koekelberg, Sint-Agatha-Berchem en Brussel (stad) gewoond. Molenbeek is toch de beste plek, tot hiertoe. Buren zijn nu al vrienden geworden. En de diversiteit in taal en kleur is groot. Alleen in onze straat wonen buren met roots in meer dan 30 verschillende landen. Als dit een «getto» is.
1. Hind Fraihi ligt blijkbaar overhoop met haar geloof en haar geloofsgemeenschap.
Misschien is dit een noodzakelijke fase tijdens het emancipatieproces van een jonge moslimvrouw, op zoek naar een plaats in een nieuwe wereld. En is dit boek dus een van-zich-af schrijven. Men zegt dat dit soms helpt.
Het levert af en toe interessante anecdotische weetjes die ons kunnen helpen onze moslimburen beter te begrijpen. En wie daarin geïnteresseerd is, kan met dit boek ook Hind Fraihi beter leren kennen. Soms tot in haar diepste zielenroerselen... en deze van haar naasten.
Maar het boek bevat toch vooral veel puberachtig gestamp in vele richtingen. In die mate zelfs dat het vermoeden opkomt dat Hind Fraihi hier een poze aanneemt. Wie zou er immers de eerlijkheid van een moslimvrouw in twijfel durven trekken, als die ten strijde trekt tegen «misbruiken» en «extremisme» binnen eigen gelederen?
Ik dus.
2. Hind Fraihi gebruikt dus de vlag van strijd tegen de extremisten binnen haar geloofsgemeenschap. Maar ze neemt wel een van de methodes over van beroepsextremisten.
Voortdurend worden in het boek kritieken op islamextremisme gemengd met kritieken op de modale moslimzuster en –broeder. Waardoor de sfeer gecreëerd wordt dat dus alle moslims mee verantwoordelijk zijn voor dit verwerpelijke extremisme.
Maar vooral, waardoor het automatisme gesuggereerd wordt: «Marokkaan = kansarm = profiteur = (kleine) crimineel = moslim = gevaarlijk = potentiële terrorist».
Het boek pretendeert over de (verborgen) gevaren van het moslimextremisme te gaan. Alle zijdelingse, anecdotische, sfeerscheppende elementen die aangebracht worden, staan dus in dienst van deze thesis. Wat hebben die «schaamteloze Visahoeren» (blz. 52), de zogenaamde straatboefjes aan de Zwarte Vijvers (blz. 72), de «Belgische wijken» in Marokko (blz. 77) en nog zovele dergelijke hoofdstukjes uit het boek te maken met «de radicale islam» - door Hind Fraihi gebruikt als schaamnaam voor het moslimextremisme?
Niets dus. Tenzij men doelbewust verwarring creëert, sfeer schept en dus aan demagogie doet.
3. Hind Fraihi gedraagt zich als een hautaine kleinburger, met vurige zendingsdrang vervuld, die haar «conservatief-achterlijke zusters en broeders» eens flink de les wil lezen.
Ze kan weten dat geen enkele emancipatiebeweging al ooit met dergelijke methodes succes heeft geboekt: de nationale ontvoogdingsbewegingen, de arbeidersbeweging, de vouwenemancipatiestrijd.
Soms is de verleiding groot - «om het wat sneller vooruit te laten gaan» - om te schelden en te stampen. Maar donderpreken, schuld-en-boete verhalen, spioneren en verklikken («undercover»), zijn al eeuwenlang de methodes van de elitaire machthebbers en hun handlangers.
Wil je écht weten wat het motto van Louis Paul Boon dan betekent «Schop de mensen een geweten»? Lees zijn «Geuzenboek». Hoe hij met groot respect de «dwaasheden» en het «extremisme» van de proletarische opstandelingen in de zestiende eeuw (Wederdopers, Beeldenstormers en Geuzen) probeert te begrijpen en in hun historische context te plaatsen. Het ging zogenaamd om een «godsdienstoorlog» en zou dus Hind Fraihi sterk moeten interesseren.
Maar Hind Fraihi is duidelijk niet geïnteresseerd in de emancipatie van haar lot-, taal-, cultuur-, geloofsgenoten. Als proef, een staaltje van de ernst en «bewijskracht» van haar pamflet. Een burkameisje uit Tsjetsjenië - in Schaarbeek notabene ! - wordt eerst «een arm, onderdukt, door man en macht bewust passief en dom gehouden wezentje» genoemd (blz. 117.) Maar enkele bladzijden verder voorspelt ze «een intellectuele opstand onder impuls van [deze] moslima's» (blz. 120) Nog een bladzijde verder worden deze moslima's misschien wel de gevaarlijkste want, «ze verzamelen islamitische kennis» en «dan pas zal terreur gevaarlijke vormen aannemen, want, zo wordt gezegd, kennis is macht» (blz. 121). En nog wat verder worden de boerkameisjes zelfs «moslimpunkers. Hun voorkomen is een teken van maatschappelijk protest» (blz. 126)
Heeft Hind Fraihi enkele brokstukken uit een of ander opstel van haar slimmere broer willekeurig weer aan elkaar geplakt?
4. Misschien heb ik mij niet te moeien met de manier waarop Hind Fraihi binnen «haar eigen gemeenschap» te keer gaat?
Speelt ze daarom het fragiele moslimmeisje dat zelfs de begeleiding van haar tante of sterkere broer nodig heeft om door Molenbeek te durven wandelen (blz.130)
Ik durf te stellen: Molenbeek, dat is «mijn» gemeenschap. Het zijn mijn buren en vrienden. En Hind Fraihi heeft daar niets te zoeken of te vinden, als ze dat alleen als spionne komt doen! Het is niet omdat ze een beetje dezelfde taal spreekt en wat brokstukken van de islam als geloof omarmt, dat ze het recht heeft om te schelden, te stampen, verdacht te maken en sensatiesfeer te scheppen.
5. Hind Fraihi krabt als een extreem-rechtse propagandiste naar de «integratiewerkers». Tot in het woordgebruik.
«De integratiesector ligt aan het infuus. Als een terminale patiënt die zijn lot niet accepteert, zullen die “pamperaars” blijven stuiptrekken.» (blz. 76)
Zopas is in Antwerpen met grote poespas een «huis voor de inburgering» geopend – alsof de nieuwkomers, de anderstaligen, de kansarme drommels geen burgers zouden zijn! Het Vlaams parlement heeft een wooncode goedgekeurd waarmee taalkennis een extra uitsluitingscriterium wordt. In naam van de «inburgering».
Een brede waaier van Vlaamse partijen brengt aldus het programma van het het Vlaamsch Belang in de praktijk.
Zou dit geen grotere zorg moeten zijn voor wie écht begaan is met de problemen van emancipatie (ook wel «integratie» of nog erger «inburgering» benoemd) ?
6. Mag de waarheid dan niet gezegd worden? De werkelijkheid niet getoond?
Elk zoeken naar die waarheid vertrekt vanuit een persoonlijk en dus een maatschappelijk bepaald en dus een gekleurde visie.
Elk verkondigen van de resultaten van dit (gekleurde) zoekwerk, gebeurt binnen een concrete maatschappelijke context met zijn economische, sociale, culturele en dus politieke spanningen.
Als Hind Fraihi kiest om de resultaten van haar «opzoekingswerk» te publiceren via een reeks sensatie-artikels, en nu als een soort spionageroman, dan weet zij dat dit geen wetenschappelijk zoekwerk was dat kan bijdragen tot de oplossing van problemen.
Het sensatiekarakter van haar publicatie heeft ze zelf gekozen. Het sociale resultaat – versterken van de spanningen en zelfs haat tussen en binnen de meest kansarme bevolkingsgroepen - kan ze voorzien en is dus een doelbewuste keuze. Er zijn wetten in België die dit strafbaar maken.
7. Hind Fraihi gebruikt Molenbeek als een sensatie-anker.
In tegenstelling tot wat de titels van het boek zouden doen vermoeden, is «Klein Marokko» of Molenbeek slechts secundair in haar verhaal. Wie Molenbeek een beetje kent, leert uit dit boek niets nieuws over die gemeente. Een «undercover» actie was nutteloos en onverantwoord. Alle informatie over Molenbeek had Hind Fraihi kunnen bekomen van de vele sociale werkers die soms al tientallen jaren in Molenbeek actief zijn. Ze heeft geen enkele ook maar benaderd!
Schrijfster zegt zelf: «De antwoorden die ik krijg zijn maar vaag, wat wollig. Dit is typisch voor de gesprekken die ik later hier in Molenbeek zal voeren: wat informatie lossen en dan terugkrabbelen» (blz. 47). Moet dit verantwoorden waarom ze de straatjochies van Molenbeek in sociologische volzinnen en algemeenheden laat spreken? Kent ze het bestaan niet van audio-recordertjes? Of verstaat ze het «Molems» misschien niet: een mengsel van straat-Frans, met wat Marokkaanse zinnen, vol afkortingen en eigen woorden.
Een groot deel van de ingewonnen «informatie» gaat ook niet over Molenbeek. Maar over Schaarbeek, of over «het Brusselse», of over... Amsterdam.
Een ander deel «over Molenbeek» komt regelrecht uit de fiction-trucendoos. Het woord «Molokko» lanceren bijvoorbeeld. Om de indruk te wekken dat men het jargon van de kids zou kennen? Of om een tegenhanger te lanceren van het rechtse «Borgerokko» in Antwerpen? Niemand gebruikt «Molokko». De gangbare kidsnamen zijn «Molem» of nog het meest «1080».
8. Waarom is Hind Fraihi naar Molenbeek getrokken?
Hetzelfde verhaal over haar gevecht met de radicale islam had ze kunnen schrijven met Antwerpen, Mechelen, Genk, St.-Niklaas, of «haar dorp aan de Schelde» als uitgangsbasis. Maar Molenbeek is de centrale schietschijf geworden van (extreem)rechts in Vlaanderen. Dat is een behoorlijk brede waaier aan partijen en media!
Hind Fraihi citeert haar broer Tarik in Knack: «’Om de extremisten van het Vlaams Belang niet nog groter te maken, laat de PS [in Molenbeek] de moslimextremisten ongemoeid en worden alle excessen met de mantel der liefde toegedekt.’ Het islamo-socialisme noemde Dirk Jan Eppink het fenomeen in hetzelfde weekblad.» (blz. 174)
Deze Eppink is de man die zegt wat het Vlaamsch Belang (nog) niet durft zeggen. Een hogepriester van de wet van de sterkste in de jungle van de vrije markt.
Hind Fraihi ondersteunt deze terminologie van «islamo-socialisme», ook in verschillende interviews. Zij kan weten waar die term vandaan komt. Het is een actualisering van het centrale vijandsbeeld van de nazi’s, die spraken over het «judeo-bolsjewisme». Daarmee werden twee hoofdvijanden in één beeld en term samengebracht: de joden en de Russische communisten. Waarbij racisme de politieke basistegenstelling versterkt.
De nieuw gelanceerde term drukt kernachtig de twee hoofdvijanden van de meeste Vlaamse partijen en media uit: het moslimgevaar en het «achterhaalde» socialisme van de PS. Voor de Vlaamsche Propaganda-Abteilung is Molenbeek een gedroomde concrete schietschijf waar «profiteurs» - Marokkanen, Franstaligen en «biefstuk-socialisten» - overvloedig aanwezig zijn.
9. Als conclusie van het boek valt Hind Fraihi uit naar Loredana Marchi, directrice van «de Foyer» in Molenbeek.
Ik citeer: «’Molenbeek heeft geen behoefte aan sensatie, Molenbeek heeft behoefte aan werk’, schrijft Loredana Marchi. Werk, zo kinderlijk eenvoudig is de remedie voor (moslim)extremisme. Alsof iedere extremist, van welke aard dan ook, zonder werk zit. Jammer genoeg is de realiteit complexer en groeit de radicalisering van moslimjongeren niet alleen onder werklozen in Molenbeek en daarbuiten. Het simplisme van deze integratiewerkster kenmerkt haar discours dat liever op de boodschapper schiet dan iets aan de boodschap te doen.» (blz. 172-173)
Als werk zo «kinderlijk eenvoudig» is, mogen we dan weten waarom men tot zeventig procent van de actieve bevolking in mijn buurt, zonder werk laat zitten?
Werk - en alles wat daarmee samengaat - is inderdaad de enige echte hefboom tot emancipatie. Al de rest kan nuttig zijn en is soms noodzakelijk om een status quo te behouden, maar kan de problemen van achterstelling, racisme, onmacht en verbittering niet oplossen.
En blijkbaar wist Hind Fraihi ook zélf al dat de gevaarlijkste terroristen meestal geen kansarme, werkloze jongeren zijn. Maar dikwijls goed opgeleide en goed betaalde mannen en vrouwen.
Waarom schreef ze dan eigenlijk dit boek?
10. Er blijft een laatste mogelijkheid.
Als je «Hind Fraihi» via Google op het internet opvraagt, krijg je een merkwaardige lijst van sites. Een flink deel verwijst volgaarne naar haar artikels en nu naar haar boek. Dat zijn de vele regionale sites, blogs en forums van het Vlaamsch Belang, en de politiek-ideologische tegenhangers in Nederland.
De twee hoofdstukjes, op het einde van het boek, onder de titels «Fatima Dewinter» en «Diversiteit in diversiteit» geven bladzijdenlang (van 162 tot 171) gesneden koek aan Vlaamsch Belangers die moslims en moslima’s willen ronselen voor hun partij...
Ongewilde neveneffecten? Dat is maar de vraag.
Hind en haar broer Tarik Fraihi noemen in De Morgen van 27 maart een pakket van het migranten- en «inburgerings»-discours van het Vlaamsch Belang «links» en willen dit in eigen handen nemen. In naam daarvan lanceren ze nu een halvemaantocht tegen het «profitariaat» onder de Marokkanen.
Voor een yuppie-socialisme. Met het Vlaamsch Belang als inspiratiebron?
Neen, bedankt !
Molenbeek, 12 april 2006
lieven.soete(at)bruxel.org
Nieuwslijnmeer
- Indymedia.be is niet meer
- Foto Actie holebi's - Mechelen, 27 februari
- Lawaaidemo aan De Refuge te Brugge
- Recht op Gezondheid voor Mensen in Armoede
- Carrefour: ‘Vechten voor onze job en geen dop!’
- Afscheid van Indymedia.be in de Vooruit in Gent en lancering nieuw medium: het wordt.. DeWereldMorgen.be
- Reeks kraakpanden in Ledeberg met groot machtsvertoon ontruimd
- Forum 2020 en de mobiliteitsknoop
- Vlaamse regering kan niet om voorstel Forum 2020 heen (fietsen)
- Fotoreportage Ster - Studenten tegen racisme
Uw commentaar is misschien ook niet helemaal eerlijk?
Hendrik Van Schaarbeek, 18/04/2006 – 03:15
Aan de ene kant lijkt op het eerste gezicht het boek van Hind Fraihi - dat ik nog niet gelezen heb - wel een beetje op sensatie gericht en mogelijk ontbreken er een aantal nuanceringen. Maar aan de andere kant herinner ik mij ook die interviews met bewoners van de Parijse banlieus die - voordat de grote rellen aldaar plaatsvonden - zeer verontwaardigd werden als er maar iets negatiefs over hun wijk durfde gezegd worden. Ondertussen zijn we daar wel bijna op de rand van een burgeroorlog beland. Misschien ligt de Molenbeekse realiteit ergens tussen het verhaal van Fraihi en het uwe?
U schrijft ook "Het Vlaams parlement heeft een wooncode goedgekeurd waarmee taalkennis een extra uitsluitingscriterium wordt. In naam van de «inburgering». Een brede waaier van Vlaamse partijen brengt aldus het programma van het het Vlaamsch Belang in de praktijk." Daar bent u toch wel zeer tendentieus. De nieuwe wooncode gaat - wat dat punt betreft - helemaal niet om uitsluiting maar juist om het tegendeel. Ik ga hierover geen debat beginnen maar plaats hier wel een beetje leesvoer die u misschien tot een meer genuanceerd oordeel over de wooncode zal bewegen. Het werd onlangs geschreven door een aantal franstalige universitairen en gepubliceerd op 31 Maart 2006 door La Libre Belgique:
"Le gouvernement flamand a raison
- - - - - - - - - - -
Demander que les personnes candidates à un logement social apprennent la langue locale (néerlandais ou français) est un objectif social légitime. Pensons à l'intégration et émancipation de milliers de femmes d'origine étrangère!
Etienne de CALLATA (Facultés de Namur), Victor GINSBURGH (ULB), Jean HINDRIKS (UCL), Pierre PESTIEAU (ULg) et Philippe VAN PARIJS (UCL)
En décembre dernier, le ministre flamand de l'intégration et du logement Marino Keulen a fait part de son intention d'exiger que les personnes qui se portent candidates à l'obtention d'un logement social fassent la preuve d'une certaine connaissance du néerlandais ou, à défaut, s'engagent à l'apprendre, sans cependant que cet engagement ne soit couplé à l'obligation de réussir un test de connaissance.
Ce projet a provoqué une levée de boucliers presque unanime dans la presse et les milieux politiques francophones, qui y ont vu avant tout une nouvelle tracasserie à l'encontre des francophones de la périphérie bruxelloise. Même si l'obligation envisagée épargne expressément les communes à facilités, il est en effet des francophones dans d'autres communes qui seront directement concernés.
Ces réactions indignées, qui n'hésitent pas à invoquer les droits de l'homme, sont l'expression d'un nombrilisme qui devrait nous gêner. Bien plus qu'aux quelques francophones potentiellement concernés, c'est aux innombrables allophones d'Anvers, de Malines et d'ailleurs qu'il importe de songer, et en particulier à ces milliers de femmes pour lesquelles l'intégration et l'émancipation passent par la connaissance de la langue utilisée dans leur environnement, dans leur cas le néerlandais.
Dans un rapport publié en janvier 2005, des chercheurs de la KUL et de l'ULB fournissent une image saisissante de la discrimination objective à laquelle sont exposés les travailleurs d'origine étrangère. Si le rapport entre chômeurs et salariés est de 22 pour cent pour les Belges, il monte à 56 pour cent pour les Belges d'origine marocaine, à 67 pour cent pour les Marocains et à 90 pour cent pour les Turcs non naturalisés. Il ne fait aucun doute qu'une part importante de ces écarts est due à la méconnaissance des langues utilisées en Belgique. L'enquête Pisa («Programme international de suivi des acquis des élèves»), menée au sein des pays de l'OCDE pour mesurer le niveau de compétence atteint par les jeunes dans certaines matières d'enseignement, indique qu'en Flandre, 12 pour cent des jeunes n'atteignent pas le niveau élémentaire de connaissance de la langue. Ce pourcentage passe à 28 pour cent en Communauté française. La connaissance de la langue locale est indispensable pour se former et trouver un emploi, de même que pour dialoguer avec les enseignants des enfants, accéder à une information qui n'est pas uniquement celle des médias officiels du pays d'origine et comprendre la société dans laquelle on vit.
Pour de multiples raisons, la connaissance du néerlandais (ou du français en communauté française) est donc un objectif social légitime et important, mais elle reste insuffisante pour une part importante de la population d'origine étrangère. Beaucoup de celles et ceux qui souffrent de ce déficit linguistique perçoivent suffisamment l'intérêt qu'ils ont à le combler pour consentir des efforts importants dans ce sens. Mais rien n'interdit aux pouvoirs publics d'utiliser les instruments à leur disposition pour généraliser et accélérer ce processus. Les conditions d'accès au logement social constituent l'un de ces instruments.
Bien sûr, il n'y a pas de lien exclusif entre la nécessité d'intégration et le besoin de logement social. Les vertus de la connaissance de la langue locale concernent chacun, même celui qui n'a nul besoin d'un logement subventionné, même le fonctionnaire international ou le cadre d'une entreprise multinationale. Mais elles sont d'autant plus cruciales que les personnes concernées sont économiquement plus défavorisées.
Aux Pays-Bas, le débat actuel va du reste beaucoup plus loin, avec l'idée d'imposer des examens de néerlandais payants pour tout candidat à l'immigration, voire d'exiger que seul le néerlandais puisse être parlé en rue. Certains leviers sont évidemment inacceptables. Il ne peut être question de conditionner l'accès aux soins de santé à la connaissance de la langue vernaculaire: le malade doit être soigné, même s'il ne connaît pas la langue, même s'il n'a ni papier ni domicile.
Il ne peut pas davantage être question de conditionner l'obtention d'un logement social à la connaissance de la langue locale, mais seulement, comme dans le projet Keulen, à la disposition à l'apprendre. Pour que cette mesure ne tourne pas à la discrimination déguisée, il importe que les pouvoirs publics organisent, comme le gouvernement flamand y semble décidé, une formation linguistique gratuite, performante et adaptée. En son absence, l'intégration aurait vite fait de dégénérer en sélection. La vigilance est et restera de mise à chaque étape de la mise en oeuvre.
Face à l'importance et la difficulté de ces enjeux - pour les perspectives économiques des personnes issues de l'immigration, pour leur participation politique et simplement pour une cohabitation harmonieuse dans les logements et les quartiers -, on reste pantois face à la légèreté et la virulence de la plupart des réactions francophones. Peut-être que notre piètre compétence linguistique y est pour quelque chose. Ainsi, 57 pour cent des Wallons déclarent ne connaître que leur seule langue maternelle (pour 28 pour cent des Flamands); et seul 17 pour cent des Wallons déclarent connaître le néerlandais (alors que 57 pour cent des Flamands disent connaître le français). Et malheureusement, en Wallonie, l'exemple ne vient pas des représentants politiques.
Dans ce contexte, on peut comprendre l'inquiétude que suscite chez nous l'apprentissage linguistique qui pourrait être imposé à quelques francophones de la périphérie bruxelloise. Mais nous devons être capables de surmonter cette peur et accueillir avec un intérêt critique une approche pragmatique qui prétend accélérer et généraliser, dans l'intérêt de tous et de toutes, l'acquisition d'une compétence essentielle.
© La Libre Belgique 2006"
heel interessant
Tarik El Makni, 12/05/2007 – 11:12
Ik vond dat commentaar over Hind Fraihi en haar broer Tarik heel interessant en leerrijk..
Dikke proficiat voor Hind om
ABT-GD-BXL, 24/10/2008 – 17:37
Dikke proficiat voor Hind om te durver ingaan tegen haar cultuur waarvan ze doorheeft wat het voorstelt!
Deze vrouw moet in de politiek gaan en het probleem aanpakken!!!
Hind
Patrik Leeuw , 23/01/2009 – 14:05
Iemand als Hind Faihi demoniseren, omdat zij aan uw eenzijdig ideaal levensbeeld lijkt te tornen, is een uiting van frustratie, zoals u hier zelf bewijst.
Wat u betreft zit ze bijna in het VB kamp. U heeft alleen het probleem dat zij ook moslima is, dus moet u wel haar ongelijk in dergelijke lange tektst proberen te bevestigen. Want uw duidelijke zwart/wit visie is daar niet toe in staat.Hoe groter de leugen, hoe meer werk om ze te verdedigen.
Er is iets even lugubers als het facsisme van VB ers: autochtonen als u die er als levensdoel speciaal voor kiezen om tussen migranten te gaan wonen: beiden zijn uitingen extreme frustraties die hun gelijk willen bewijzen.
Het opkomend wahabisme is een gevaar binnen de moslimgemeenschap. Hind heeft de moed gehad om het te verkondigen, in de hoop dat het zou helpen dat zij een migrante is, en dus niet al te gemakkelijk zou worden weggehoond of naar het VB kamp verwezen.
Maar het is een "cry in the dark", zoals jaren later blijkt, en dankzij simplisten als u wordt ze bovendien nog tegengesproken.
Vele andere migranten, maar ook de muslims in Jordanie en Q8 zien het wahabise met afgrijzen aankomen.
Als u dat niet ziet, bent u een stekeblind,naief,idealist en/of een extremist "van de andere kant".
Les extremes se touchent en zijn nooit een vorm van intelligentie.
Mensen als u, deden in de jaren '30 een knieval voor de Duitsers en hebben ze omarmd. Ze waren niet allemaal grote Nazi's, maar werden wel door het nazisme gestuurd en gemanipuleerd. Deze omarming maakte de bezetting wel gemakkelijker.
"Het sensatiekarakter van
rosa, 19/04/2009 – 17:29
"Het sensatiekarakter van haar publicatie heeft ze zelf gekozen. Het sociale resultaat – versterken van de spanningen en zelfs haat tussen en binnen de meest kansarme bevolkingsgroepen - kan ze voorzien en is dus een doelbewuste keuze. Er zijn wetten in België die dit strafbaar maken."
De laatste zin zegt wel genoeg over de schrijver van dit artikel. Hij heeft het duidelijk niet op mensen die niet in zijn straatje praten.